door: Leo Aquina | 7 november 2024
Met het afscheid van Jan Dijkema als president van de International Skating Union (ISU) raakte Nederland zijn laatste voorzitter van een internationale olympische sportbond kwijt. Dijkema was bijna dertig jaar actief in het bestuur van de ISU en werd bij zijn afscheid in 2022 benoemd tot erevoorzitter. Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag besloot hij zijn ervaringen vast te leggen in een boek. Oud-sportjournalist Carl Mureau, tegenwoordig werkzaam bij de KNSB, tekende het op in de biografie ‘Van Schipborg naar Lausanne’. Sport Knowhow XL sprak met Dijkema over het boek, de schaatssport en het internationale sportbestuur. “Het belangrijkste is je netwerk”, aldus de sportbestuurder.
De ondervertegenwoordiging van Nederland in het internationale sportbestuur gaat Jan Dijkema aan het hart. Niet voor niets geeft hij in zijn boek vijf aanbevelingen aan Nederlandse collega-bestuurders die op internationaal vlak mee willen doen: ‘niet altijd gelijk willen hebben'; ‘inhoudelijk en resultaatgericht werken'; ‘het belang van teamspirit'; ‘opereer niet te nationalistisch' en tot slot ‘zorg voor voldoende tijd’.
Vertrouwen komt te voet
Na een ongekende luxeperiode met vier IOC-leden (Anton Geesink, Hein Verbruggen, Els van Breda-Vriesman en prins Willem-Alexander) in het eerste decennium van deze eeuw, kwam er met het pijnlijke afscheid van Camiel Eurlings als IOC-lid in 2018 een eind aan de Nederlandse vertegenwoordiging in het hoogste internationale sportorgaan. “Dat is vreemd”, aldus Dijkema, “Maar ik neem aan dat het tij wel weer zal keren.” De erevoorzitter van de ISU ziet daarbij echter geen actieve rol voor zichzelf weggelegd.
“Dat is aan NOC*NSF en we hebben ook nog een belangrijk Nederlands erelid bij het IOC (koning Willem-Alexander, red.). Ik was de afgelopen jaren bij alle IOC-sessies en er werden steeds weer kandidaten uit andere landen gekozen. Het is vreemd dat daar nooit iemand uit Nederland bijzat. Met het vertrek van Camiel Eurlings heeft Nederland een enorm netwerk gemist en dat is het belangrijkste. Het IOC is evenals de ISU een wereldwijde organisatie met vele verschillende culturen. Het kost tijd. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.”
Schijnwerpers
Dijkema was voordat hij de wereld van het (internationale) sportbestuur in stapte gepokt en gemazeld in de politiek. Als idealistische student met sociaaldemocratische ideeën legt hij Hendrik ‘Boer’ Koekoek van de Boerenpartij in de jaren zestig het vuur aan de schenen en in 1978 wordt hij namens de PvdA gedeputeerde van de provincie Overijssel, met 33 jaar de jongste van het land. Hij vervult die rol zestien jaar en is vier keer lijsttrekker van de PvdA bij de provinciale verkiezingen. In hoeverre is het werk in de politiek te vergelijken met het internationale sportbestuur? “Je moet in beide gevallen gekozen worden en de bestuurlijke processen lijken op elkaar, maar het zijn twee totaal verschillende werelden”, aldus Dijkema. “In de politiek zoek je soms de schijnwerpers om zaken voor elkaar te krijgen, maar als sportbestuurder kun je daar beter wegblijven. Het draait om de sporters en het nieuws ligt op het ijs. Als een sportbestuurder zich te zeer manifesteert, gaat het snel tegen hem of haar werken.”
Dijkema treedt in 1994 als vicevoorzitter van de KNSB toe tot het bestuur van de ISU. Als het over schaatsen gaat, wordt zijn stem vanzelf enthousiaster. “Het is hard werken en je moet als je als bestuurder intrinsiek verbonden voelen met de sport, anders houd je het niet vol”, zegt hij. Naast zijn loopbaan als sportbestuurder was Dijkema in diverse andere maatschappelijke functies actief, onder meer bij de Internationale Arbeidsorganisatie ILO, als voorzitter van de Arbeidsvoorziening Overijssel, als voorzitter van het Landelijk Fietsplatform en als lid van de landelijke commissie die RAAK-innovatie projecten (Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie) beoordeelt. Zijn bestuurswerk in het schaatsen kost veel tijd. “Daarom is mijn advies, doe het alleen als je de tijd hebt”, zegt hij. Waarom krijgen de meeste internationale sportbestuurders eigenlijk niet betaald? “Anders is het niet te financieren”, legt Dijkema uit. “De ISU is financieel nog een gezonde bond, maar veel internationale bonden hebben niet zo’n stevig financieel fundament en zij zijn helemaal niet in staat om bestuurders te belonen.”
Framing
Het is wrang dat bij het grote publiek desondanks een beeld leeft dat sportbestuurders voor veel geld aan het pluche blijven plakken. “Complete onzin”, noemt Dijkema dat. “Het is framing. Ik wilde daar in mijn boek niet te veel voorbeelden van geven, want het moest geen afrekening worden, maar ik heb toch één voorbeeld gegeven.” Hij doelt op Mart Smeets, die Dijkema tijdens een live televisie-uitzending ‘de lakei van Ottavio Cinquanta’ noemde. “Het tegendeel was waar”, zegt Dijkema. De toenmalige Italiaanse voorzitter van de ISU pleitte na de Olympische Spelen van Sotsji 2014 in een uitgelekte interne e-mail voor het afschaffen van de EK en WK-Allround. Dijkema: “Daar ben ik toen voor gaan liggen.”
Toch was ook Dijkema er zelf ook altijd al van overtuigd dat het langebaanschaatsen nieuwe impulsen nodig had, zeker na de Nederlandse dominantie in Sotsji. Al sinds hij Essent eind jaren negentig als naamsponsor aan de ISU World Cup langebaan had verbonden, pleitte Dijkema voor innovatie en mondialisering. Als vicevoorzitter onder Cinquanta en later zelf als voorzitter werkte hij daar hard aan. De ploegenachtervolging (2006) en de mass start (2018) verschenen op de kalender als nieuwe olympische onderdelen. Was het moeilijk die vernieuwingen erdoor te krijgen in de als conservatief bekend staande schaatswereld? Dijkema: “Helemaal niet. De Amerikanen en de Italianen stonden te trappelen om de ploegenachtervolging te mogen rijden. Daar bestaat een enorme teamspirit. Alleen in Nederland lag het ingewikkeld, omdat de verschillende commerciële ploegen allemaal andere belangen hadden, en dat is nog altijd het geval. Internationaal wordt er heel anders naar gekeken.”
Afgelopen seizoen werd er in het wereldbekercircuit geëxperimenteerd met de Mixed Gender Relay. Wanneer is een nieuw onderdeel ook echt levensvatbaar? Dijkema: “Dat begint bij de schaatsers zelf. Om te beginnen doen we met nieuwe onderdelen altijd ervaring op bij de junioren. De ploegenachtervolging en de mass start hebben wij zelf geïnitieerd, maar de Mixed Gender Relay komt uit de koker van het IOC, die hard werken aan gender equality. Of het aanslaat, is aan de schaatsers zelf. We hebben ook de 100 meter sprint geïntroduceerd als vernieuwing, maar de schaatsers wilden uit angst voor blessures vaak niet in de finale starten, dan houdt het op.”
Mondialisering
Is het na Sotsji gelukt om het langebaanschaatsen te mondialiseren? “Jazeker, dat kun je wel zeggen”, antwoordt Dijkema stellig. “Er werden destijds serieus vraagtekens gezet bij de olympische status van het langebaanschaatsen en het was echt alle hens aan dek. We hebben er toen hard aan getrokken, met bijvoorbeeld als mijn legacy de internationale ISU Centers of Excellence waar we schaatsers uit niet-traditionele schaatslanden opleiden en programma’s draaien om inline-skaters naar het ijs te brengen. Op de Olympische Spelen in Beijing zag je wat het opgeleverd heeft. Er zijn in het langebaanschaatsen nog nooit zoveel verschillende landen met medailles geweest, met Erin Jackson als rolmodel. Zij werd olympisch kampioen terwijl ze pas zes jaar eerder vanuit inline-skaten naar het ijs was overgestapt. Zij is een rolmodel. Niet voor niets staat er ook een foto van haar in mijn boek.”
In het boek gaat Dijkema ook in op de verhoudingen tussen de verschillende disciplines binnen de ISU. Het kunstschaatsen is de belangrijkste inkomstenbron, waar shorttrack en langebaan mede op drijven. “Ik heb vlak voor mijn afscheid nog een nieuw contract kunnen afsluiten met House of Sports voor de marketingrechten van het langebaanschaatsen, maar dat is niet kostendekkend en dat geldt ook voor het shorttrack. Gelukkig zijn dat allebei ook olympische disciplines en daarmee krijgt de ISU vanuit het IOC een stevige financiële vergoeding. Veel sportbonden zouden zonder die IOC-vergoeding überhaupt het hoofd niet boven water kunnen houden. Bij de ISU ligt dat genuanceerder omdat het kunstschaatsen, naast die IOC-vergoeding, veel oplevert, met name in Japan.”
Hebben het langebaanschaatsen en het shorttrack daarmee een verdienmodel dat houdbaar is in de toekomst? “Dat denk ik zeker”, aldus Dijkema. “Als je ziet hoe de ploegenachtervolging en de mass start zijn aangeslagen en als je kijkt naar alle verschillende nationaliteiten. Bij het WK allround voor junioren stonden er afgelopen jaar bijvoorbeeld bij de mannen geen Nederlanders op het podium, zelfs niet bij de eerste tien.” Dijkema ziet het wereldbekercircuit als de kurk waarop de sport drijft, en waar ook de commerciële ploegen een deel van hun publiciteit kunnen genereren. Het stoort hem daarom dat met name Nederlandse topschaatsers makkelijk afzeggen voor de wereldbekers, waardoor het veld minder competitief wordt en de wedstrijden commercieel minder aantrekkelijk. Dijkema: “Daarom hebben we als ISU gezorgd dat die wereldbekerwedstrijden gelden als kwalificatiemomenten voor de grote kampioenschappen. Het is belangrijk dat die wedstrijden sterk bezet zijn.”
Rusland
Tot slot kijken we met Dijkema terug op de schorsing van Rusland en Belarus van internationale sportwedstrijden. “Dat is spijtig. Het gaat ook allemaal buiten de schaatsers om en de mensen in Kolomna en Chelyabinsk, waar het schaatsen razend populair is, zullen er ook om treuren. We missen de Russische schaatsers en de mensen daar missen het schaatsen ook. Ik was nog voorzitter toen de oorlog in Oekraïne begon en dan kun je weinig anders. Vanuit het IOC wordt er een universele lijn neergelegd en daar kun je als afzonderlijke bond niet omheen. Dat gebeurt overigens wel in goed internationaal overleg.”
De weemoed waarmee Dijkema terugdenkt aan de volle schaatsarena’s in Kolomna en Chelyabinsk tonen andermaal zijn grote liefde voor de sport. Hij vergelijkt het met een vol Bislett-stadion vroeger in zijn geliefde Noorwegen. Of Dijkema de terugkeer van de Russische en Belarussische schaatsers nog zal meemaken, durft hij niet te zeggen. Zeker is wel dat de erevoorzitter van de ISU zijn gezicht nog vaak langs de diverse ijsbanen zal laten zien.
‘Van Schipborg naar Lausanne, over het leven van Jan Dijkema’ is geschreven door Carl Mureau, oud-journalist en sinds 2017 werkzaam bij de KNSB. Het boek telt 208 pagina’s en kost € 24,90. Het is vanaf heden verkrijgbaar, onder meer hier te bestellen.